Top 5 scriptie hulpvragen
Top 5 hulpvragen bij het schrijven van een scriptie
Hieronder vind je een Top 5 van de meest voorkomende hulpvragen van studenten die hun scriptie (moeten) schrijven. We hopen dat je er iets aan hebt en wensen je veel succes met het schrijven van je scriptie!
1. Hoe kom ik tot de keuze van een geschikt scriptieonderwerp en hoe kan ik me laten inspireren?
Het kiezen van een onderwerp ervaren studenten als lang niet altijd even makkelijk! Het onderwerp moet vaak aan allerlei voorwaarden voldoen. Houd in ieder geval als uitgangspunt aan, dat je affiniteit met het onderwerp hebt!
Laat de computer uit tot je goede ideeën hebt over je onderwerp. In het wilde weg gaan schrijven levert meestal noch goede tekst noch goed onderzoek op. En van naar een schermpje staren zonder ideeën gaat je werk achteruit. Begin met allerlei informatie te raadplegen, zoals docenten, het internet, tijdschriften, kranten, andere onderzoeken, literatuur, je toekomstdromen, je huidige werk/stage etc.
Vraag rond in je sociale omgeving en bij je medestudenten, familie, vrienden en collega’s. Vraag of je scriptiebegeleider suggesties heeft. Voordeel is dat jouw scriptiebegeleider dan veel van het onderwerp af weet en jou daarin dus goed kan begeleiden. Belangrijk is dat het onderwerp een toegevoegde waarde heeft. Het moet dus een maatschappelijk- en wetenschappelijk belang bevatten en het moet dingen aan het licht brengen die nog niet eerder gezegd of bekend zijn.
Je kunt ook scriptievoorbeelden bekijken om inspiratie op te doen.
Bovendien is het handig als je scriptie onderwerp elementen bevat voor verificatie en falsificatie van je hypothesen.
2. Hoe krijg ik een goed geformuleerde probleemstelling?
Een goed geformuleerde probleemstelling geeft richting aan je onderzoek. De oplossing voor het geformuleerde probleem is het doel van je onderzoek.
Diverse probleemstellingen
Er zijn verklarende, adviesgerichte, beschrijvende en evaluerende probleemstellingen. Het antwoord in je onderzoek zal bij de eerste een oorzaak of gevolg zijn en de tweede geeft een advies. Een beschrijvende probleemstelling geeft informatie over bijvoorbeeld feiten of cijfers en een evaluerende probleemstelling geeft een oordeel als antwoord van je onderzoek.
Hoe krijg je een goed geformuleerde probleemstelling?
Om een goede probleemstelling te formuleren dien je erop te letten dat deze concreet, relevant, specifiek en helder is. Dat is van belang omdat deze behapbaar moet zijn om te onderzoeken, zodat je een goed onderbouwd antwoord (conclusie) kan geven. Het onderwerp kan beter te klein zijn dan te groot. Verder moet je duidelijk aangeven wat er onderzocht gaat worden, dus waar je scriptie over gaat. Een handige manier is jezelf steeds de vraag te stellen: “Kan ik in één zin aangeven wat ik precies wil weten?”
Let erop dat de probleemstelling een wetenschappelijk en maatschappelijk belang bevat. De probleemstelling kan het beste in één van de eerste alinea’s van de inleiding worden beschreven. Maak duidelijk waarom het probleem belangrijk en denk aan denk aan de drie W’s: Wie, Wat en Waar.
3. Hoe maak ik een Conceptueel Model?
Wat is een conceptueel model?
Het conceptueel model dient als leidraad van je onderzoek. Het is een visuele weergave van een model of theorie. Het model geeft duidelijkheid over wat je gaat onderzoeken en beschrijft welke gegevens er worden vastgelegd in je onderzoek.
Hoe ziet een conceptueel model eruit?
Begin met de aanleiding(en) van het probleem. De aanleiding staat links van het model met een pijl naar rechts, naar het probleem. Vervolgens geef je de mogelijke gevolgen aan voor de (toekomstige) situatie. De factoren die met elkaar overeen komen verbind je met pijlen, zodat het duidelijk wordt welke factoren leiden tot het probleem.
De eerste stap bij het beschrijven van het conceptueel model is dat de verbanden bepaald worden. In het model veronderstel je steeds dat er een verband tussen een oorzaak en een gevolg ligt en of dit daadwerkelijk ook zo is, dat onderzoek je. Het is handig als je voldoende tijd besteedt aan het conceptueel model. Probeer het model voor jezelf logisch en overzichtelijk in kaart te brengen.
4. Hoe stel ik een goede vragenlijst op?
Een vragenlijst is een onderzoeksmethode waar je dezelfde vragen aan een specifieke doelgroep stelt. Het moet voor jou de resultaten opleveren waarmee jij jouw deelvragen kunt beantwoorden.
De respondenten van je vragenlijst
Bedenk van tevoren hoeveel respondenten je nodig hebt. Een wervende tekst is cruciaal voor het trekken van de aandacht van de respondenten. Houd deze tekst kort, krachtig, duidelijk en simpel. Bedenk een manier van afname. Je maakt je vragenlijst interessant door een beloning uit te loven. Vertel erbij hoe lang het invullen van de vragenlijst gaat duren. Denk aan het sturen van een herinneringsmail, wanneer je geen reactie krijgt. Vul zelf eerst de vragenlijst in voor het eruit halen van eventuele fouten.
Demografische variabelen in je vragenlijst
Demografische gegevens kan je het beste aan het eind van de vragenlijst vragen. Vertel wat je gaat doen met de informatie en leg het doel van je onderzoek uit. Geef duidelijk aan dat de informatie van de respondenten vertrouwelijk wordt behandeld. Het is ook handig als je ergens ruimte openlaat voor opmerkingen, zodat respondenten nog iets kunnen toevoegen. Dit kan waardevolle informatie opleveren.
Zorg dat de vragen een logische volgorde hebben en deel de items op in categorieën. Bedenk tevens de antwoordmogelijkheden. Stel je een open vraag, meerkeuzevraag of een scorevraag?
Wanneer je de ingevulde vragenlijsten binnen hebt kun je gaan bedenken wat je met je data gaat doen (opslag, organisatie). Hoe verloopt verder de communicatie met de respondenten? Stuur je de respondenten nog een bedankmail of de resultaten van je onderzoek?
5. APA-normen
In je scriptie dien je te verwijzen naar publicaties en bronnen, waar je je informatie vandaan haalt. Dit refereren gaat volgens de APA-normen. De meeste voorkomende normen bij het schrijven van een scriptie.
Verwijzingen in de tekst
Door bronnen te vermelden in je tekst, maak je het de lezer mogelijk om jouw beweringen te verifiëren en om te controleren of je de juiste informatie uit de bronnen hebt gehaald. Dit draagt vervolgens bij aan de geloofwaardigheid van je scriptie en geef je de ander de eer die hem/haar toekomt waar je de informatie vandaan hebt gehaald. Je verwijst in de tekst eerst de naam van de auteur(s) en daaropvolgend het jaartal, gescheiden met een komma en dit zet je tussen haakjes. Als er meerdere auteurs zijn en je vermeldt deze bron voor het eerst in je tekst, dan vermeld je alle namen van de auteurs. Als je dezelfde bron met meerdere auteurs nogmaals in de tekst verwerkt, dan noem je de naam van de eerste auteur en vervolgens ‘et al.’ (deze afkorting staat voor ‘en anderen’).
Literatuurlijst
Bij het opstellen van de literatuurlijst is het belangrijk te weten dat deze op alfabetische volgorde is geordend, op de achternaam van de eerste auteur. Na elke initiaal komt een punt en een spatie. Een hoofdletter hoort alleen in het eerste woord van de titel van de publicatie of het boek. Bij het vermelden van namen van tijdschriften, begint ieder woord met een hoofdletter. Na ieder leesteken komt een spatie, met uitzondering van 2 leestekens. Indien je meerdere auteurs vermeld, dien je vòòr de laatste auteur een &-teken te plaatsen. Indien er geen jaartal aanwezig is, vermeld je (z.d.) of (n.d.). Dit staat voor ‘zonder datum’ of ‘no date’. Na vermelding van de auteur(s) volgt het jaartal van publicatie. Deze zet je tussen haakjes, gevolgd door de titel, naam tijdschrift of boek en tot slot de uitgeverij.
Categoriën:
Featured, Ondersteuning